3 H1.C03 Buitentrap


Definitie

Voor het overbruggen van hoogteverschillen in een buitenroute groter dan 20mm.

Randvoorwaarden

Niveauverschillen buiten een gebouw/object die bereikbaar moeten zijn, dienen door ten minste één, ook voor bezoekers te gebruiken, toegankelijke trap en hellingbaan of lift te worden overbrugd.

Locatie-eisen

Een toegankelijke trap moet zich in de reguliere route bevinden.

Uitvoeringseisen

  • Stootbord:
  • bij voorkeur gesloten stootborden over de gehele breedte van de trap
  • in ieder geval stootborden ter plaatse van de loopzones (= strook met een breedte van 600mm, hart van de strook op 400mm van de leuning).
  • Wel (in deze loopzone):
  • indien de aantrede ≥ 300mm; niet noodzakelijk 
  • indien de aantrede < 300mm: 

- direct onder de bovenliggende trede gemeten: 20 30mm
-
gemeten op de onderliggende trede: < 70mm.

  • Treden met aaneengesloten oppervlak niet transparant en met een stroef oppervlak.
  • Optrede: ≤ 185mm.
  • Aantrede: 1 x aantrede + 2 x optrede = 600 – 700mm.
  • Alle op- en aantreden van een trap moeten (gemeten op de looplijnen) dezelfde maat hebben.
  • Trapbreedte (trappen ≥ 1m stijghoogte) ≥ 1,2m gemeten tussen leuningen.
  • Trapbreedte (trappen < 1m stijghoogte) ≥ 0,9m gemeten tussen de leuningen.
  • Vrije hoogte boven een trap ≥ 2,3m.
  • Bordes ≥ 1,2 x 1,2m onder en boven elk trapsegment.
  • Aan ten minste 1 zijde van de trap een leuning toepassen.
  • Leuning geschikt voor - en veilig bij - een belasting (in alle richtingen) van 500 newton.
  • Visuele markering over de volle breedte van de eerste en laatste trede (van ieder trapsegment). Deze markering is zichtbaar in beide looprichtingen. De visuele markering kan ook gerealiseerd worden door de trap een contrasterende kleur te geven ten opzichte van de aansluitende vloeren/bordessen. Contrastwaarde (LRV1 – LRV2): ≥ 0,3 (zie 2 E2.-01).
  • Bij trappen breder dan 2,4m (gemeten tussen de leuningen): visuele markering van de overige treden over minimaal 400mm vanaf de leuning, zichtbaar vanuit beide looprichtingen.
  • Onderaan trappen op het niveau van de aansluitende vloer of bordes geen ”schijn-treden” toepassen. 

Artikel Bouwbesluit

Afd. 2.5: art. 2.32, 2.33, 2.34.

Toepassingsgebied

 

 

Bijbehorende criteria

2 E1.-01
3 H1.C04
3 H4.C01
3 H5.C01
3 H5.C17

Verlichting
Buiten-hellingbaan
Trap- en Hellingbaanleuning
Vrije hoogte
Niveauverschil

 Principe doorsnede treden  

Loopzones