3 H5.C02 Vloer


Definitie

Verharde ondergrond in de gebouwde omgeving.

Randvoorwaarden

  • Vloeren zijn vlak, verhard, niet glimmend en hebben een stroef oppervlak.
  • Vloeren met een hellingshoek behoren tot een van de onderstaande categorieën:

o vlak: vloeren met een maximale hellingshoek/afschot van 2% (> 1:50)
o vals plat: vloeren met een hellingshoek tussen 2 4% (1:50 1:25)
o schuin: vloeren met een hellingshoek groter dan 4% (< 1:25).

Locatie-eisen

  • Een vloer is altijd bereikbaar via een hellingbaan/lift;
  • Insteekvloer (alleen via trappen bereikbaar) is acceptabel als exact dezelfde functies op deze vloer ook op een toegankelijke vloer beschikbaar zijn. In deze situaties is de verhouding wel – niet toegankelijk 60% 40%.

Uitvoeringseisen

  • Opstelvlakken en gebruiksvlakken op vloeren (bijv. voor liften en bij deuren) moeten zijn uitgevoerd als "vlak". 
  • Vloeren die als "vals plat" zijn uitgevoerd zijn niet wenselijk en kunnen alleen in verkeersruimten worden toegepast.
  • Vloeren die als "schuin" zijn uitgevoerd, worden gezien als hellingbaan en hiervoor gelden de eisen die aan hellingbanen worden gesteld. Schuine vloeren/hellingbanen mogen alleen worden toegepast in verkeersruimten.
  • Stroefheid van het oppervlak van de hellingbaan: R-waarde (DIN 51130): ≥ 10.

Artikel Bouwbesluit

 

Toepassingsgebied

 

Bijbehorende criteria

3 H3.C02
3 H4.C02
3 H4.C06
3 H5.C06
3 H5.C13

Hoogteverschillen (in verkeersruimten)
Trap
Hellingbaan
(vloer) Spleet
Hoogteverschillen